Vanmiddag werd er een pakketje afgeleverd. Het was een klein vierkant pakketje met tig keer de woorden ‘albelli’ en ‘bonusprint’ erop. Wat zou dat kunnen zijn? Ik opende het en zag mijn logo op een beker staan. Eerst verbazing; huh, ik heb niets besteld, waar komt dit vandaan? Toen schoot me te binnen dat een cliënte mij geappt had na onze laatste afspraak dat er binnenkort een pakketje zou komen voor mij. Ik appte haar FANTASTISCH! en dat was precies hoe het voelde. Zo’n geluksmoment waar je (ook omdat ik de beker vaak ga zien) nog vaak aan terug kan denken. En waarvan ik precies weet waar ik het voel in mijn lichaam en wat het doet met mijn humeur.

Mensen die voor het eerst bij mij komen, zijn dat positieve gevoel in hun brein en lichaam vaak kwijt. Het is er meestal wel geweest en zij willen dat ook graag terug, maar hoe doe je dat dan. Vaak neemt het weer ontwikkelen van het ‘positieve brein’ een belangrijke plaats in binnen mijn werk. Mensen komen met allerlei klachten bij mij, in allerlei gradaties. En dat gaat in de regel om nare dingen die mensen voelen of meegemaakt hebben. Ik krijg nooit de vraag om wat doemdenken te kunnen ontwikkelen of om meer te leren piekeren of angstiger te zijn. Logisch, want dat willen we natuurlijk helemaal niet. De vraag is juist om wat minder te piekeren, minder somber te zijn of minder angst te voelen. Er zijn dan twee dingen belangrijk; het eerste is wat je dan wél zou willen. Minder van iets zegt nog niets over wat er voor in de plaats komt. Het tweede belangrijke punt is om een andere manier van kijken te ontwikkelen. Het ‘herbedraden’ van je positieve brein, zodat dat ook weer een rol kan spelen.

Door systematisch heel goed te gaan leren kijken naar dingen waar je blij van wordt, waar je dankbaar voor bent of trots op bent, ga je weer leren om het positieve op de voorgrond te plaatsen. Want ons brein is nou eenmaal veel alerter op dingen die gevaar op zouden kunnen leveren (of wat niet goed gaat of zou kunnen gaan), dan op alles wat wel goed gaat.

Laatst zei iemand tegen mij, ‘Ja, ja, lekker makkelijk dat 3 keer per dag iets kleins doen of iets positiefs opmerken. Alsof er geen ellende is en ik me niet somber mag voelen ofzo, dat werkt toch niet!’. En daar zei hij iets heel belangrijks. De positieve kijk is er niet in plaats van het nare, maar náást het nare. Uiteraard is er narigheid in het leven, ellende die gebeurt, ziekte die jou of een ander overkomt, een baaldag (of week), ruzie of wat dan ook. En het is juist belangrijk om dat níet te negeren of weg te duwen. Dat is namelijk vaak de reflex. Nee, ik wil die somberheid, dat verdriet, die angst niet. Maar ik wil me wél blij, gelukkig, vrij en sterk voelen. En dat werkt niet. Je kan emoties niet selectief uitschakelen. Het is alles of niets. Het weg willen duwen of niet accepteren van narigheid, kan er juist voor zorgen dat je je steeds slechter gaat voelen.  

Maar ja, eerst maar eens leren letten op wat er wél goed gaat en leren dat ook écht te zien, bewust te kijken. Een roodborstje dat baddert in het bakje dat ik heb neergezet, een merel die uit een boom wordt geduwd door een soortgenoot (echt!), een kindje dat leert fietsen én natuurlijk de mok met logo die ik kreeg, ze toveren allemaal een glimlach op mijn gezicht en zorgen voor ontspanning in mijn buik.

Bovenstaande tekst is eerder verschenen in het Doarpskompas van Feanwâlden/Feanwâldsterwal e.o.